Hoe vervoeg je werkwoorden op ir?
passé composé Knip de -r van de infinitief. Gebruik avoir of être als hulpwerkwoord. | futur Zet de uitgangen van avoir achter de infinitief. |
---|---|
subjonctif Neem de nous -vorm van de tegenwoordige tijd. Knip -ons eraf. Voeg de uitgangen toe. | passé simple Zet de volgende uitgangen achter de stam. |
Welke werkwoorden worden vervoegd zoals partir?
Werkwoorden die eindigen op -ir, zoals dormir (slapen) en partir (vertrekken) worden in de tegenwoordige tijd als volgt vervoegd. Hetzelfde geldt voor sentir (ruiken/voelen), servir (serveren), sortir (uitgaan), mentir (liegen), se repentir (betreuren, spijt hebben), etc. Victor dort toute la journée.
Hoe moet je werkwoorden vervoegen?
Je gaat bij het vervoegen uit van de stam = werkwoord -en, uitgaand van de Nederlandse spellingsregels enkelvoud/meervoud (zie tabel). De ik-vorm wordt niet vervoegd met een extra ‘t’. Voorbeelden: ik onderneem, ik word, ik verbrand. De je-/jij-, u-, hij-, zij- en het-vorm vervoeg je met een ‘t’ achter de stam.
Hoe vervoeg je Sortir?
Vervoeging van sortir
- je sors.
- tu sors.
- il/elle sort.
- nous sortons.
- vous sortez.
- ils/elles sortent.
Hoe vervoeg je dormir?
Vervoeging van dormir
- je dors.
- tu dors.
- il/elle dort.
- nous dormons.
- vous dormez.
- ils/elles dorment.
Wat is de uitgang van ir?
Je maakt de tegenwoordige tijd door ‘ir’ van het hele werkwoord af te halen. Je houdt dan de stam over….Werkwoorden op ‘-ir’.
Je finis | Ik eindig |
---|---|
On finit | Men eindigt/we eindigen |
Nous finissons | We eindigen |
Vous finissez | Jullie eindigen/ u eindigt |
Ils finissent | Zij eindigen |
Wat is een vervoeging van een werkwoord?
Bij de vervoeging wordt een tijd (tegenwoordig of verleden, voltooid of onvoltooid), een persoon (eerste, tweede, derde) en een getal (enkelvoud of meervoud) toegekend aan het werkwoord.
Hoe vervoeg je werkwoorden in de tegenwoordige tijd?
Indien je deze toch wilt gebruiken gelden de volgende regels: In de tegenwoordige tijd vervoeg je het werkwoord zoals bij “u”, dus stam + ‘t’. Bijvoorbeeld: “Gij wordt” en “Wordt gij?” In de verleden tijd vervoeg je het werkwoord ook zoals bij “u”, maar schrijf je er nog een ‘t’ achter.
Hoe vervoeg je Offrir?
Tegenwoordige tijd
j’ | offre |
---|---|
il, elle, on | offre |
nous | offrons |
vous | offrez |
ils, elles | offrent |
Hoe vorm je de futur proche Frans?
De nabije toekomende tijd drukt uit dat er iets zeer binnenkort gaat gebeuren. Hierbij gebruik je aller + infinitif , bijvoorbeeld : le train va partir = de trein staat op het punt te vertrekken.
Wat is het verschil tussen de futur proche en de futur simple?
In het Nederlands heet de futur simple de onvoltooid toekomende tijd. In deze vorm zeg je dat je iets zal doen, bijvoorbeeld: “Ik zal de futur simple uitleggen.” In het Nederlands heet de futur proche de onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd.